- Kees de Kramer
Mag een strafrechtelijk veroordeelde werknemer worden ontslagen?
Een paar keer per jaar krijgen wij deze vraag. Het antwoord daarop ligt genuanceerder dan het in eerste instantie lijkt.
Dat bleek nogmaals uit de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 2 februari 2021 (ECLI:NL:GHAMS:2021:339).
Wat speelde er strafrechtelijk in deze zaak?
Op 1 september 2018 is de werkneemster, geboren in 1987, op basis van een leerarbeidsovereenkomst in dienst getreden van de werkgever, Cordaan, in de functie van Leerling MMZ (medewerker maatschappelijke zorg) 2e jaars.
Cordaan is een zorgaanbieder met diverse vestigingen in onder meer Amsterdam. Zij richt zich op personen die voor korte of langere tijd verpleging, verzorging of een andere wijze van ondersteuning nodig hebben. De werkneemster was werkzaam in een huis voor mensen met een verstandelijke beperking.
Op 6 november 2018 is de werkneemster door de politie aangehouden vanwege verdenkingen van stalking/belaging, oplichting en poging tot chantage. Op 8 november 2018 is zij in vrijheid gesteld.
Op 7 november 2018, dus de dag waarop de werkneemster vast zat op het politiebureau, is zij zonder voorafgaande mededeling aan Cordaan niet op haar werk verschenen.
Bij brief van 20 december 2018 is namens de hoofdofficier van justitie van het arrondissementsparket Amsterdam, hierna: het OM, aan Cordaan meegedeeld dat de werkneemster verdacht wordt van stalking/belaging, oplichting en poging tot chantage en dat niet uitgesloten kan worden dat het slachtoffer een vorm van een verstandelijke en/of sociale beperking heeft.
Daarna, op 21 januari 2019, heeft het OM door middel van een brief aanvullende informatie over de strafzaak van de werkneemster aan Cordaan gestuurd.
Eveneens op 21 januari 2019 heeft naar aanleiding van genoemde strafzaak een gesprek plaatsgevonden tussen enerzijds de werkneemster en haar toenmalige gemachtigde, en anderzijds een HR adviseur bij Cordaan, en de advocaat van Cordaan.
Bij vonnis van 3 april 2019 heeft de meervoudige strafkamer van de rechtbank Amsterdam de werkneemster veroordeeld voor het bellen van 112 zonder noodzaak, belaging (stalking) en poging tot afdreiging. Zij is vrijgesproken van de ten laste gelegde oplichting. De werkneemster is veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en een taakstraf van tweehonderd (200) uur. Ten slotte heeft de rechtbank een contactverbod als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht opgelegd.
De arbeidsrechtelijke kant bij de kantonrechter
Cordaan heeft samengevat aan de rechter gevraagd om ontbinding van de arbeidsovereenkomst met de werkneemster, en wel op zo kort mogelijke termijn in de eerste plaats omdat het verwijtbaar handelen of nalaten van de werkneemster zodanig ernstig was dat van Cordaan in redelijkheid niet kon worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. En daarnaast (subsidiair) wegens een verstoorde arbeidsverhouding en ten derde (meer subsidiair) wegens omstandigheden die zodanig zijn dat van Cordaan in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren, alles met veroordeling van [appellante] in de proceskosten.
De werkneemster heeft verweer gevoerd en geconcludeerd tot afwijzing van het verzoek van Cordaan. Voor het geval het verzoek tot ontbinding toch door de rechter toegewezen zou worden, heeft zij gevraagd om Cordaan te veroordelen tot betaling aan haar van een billijke vergoeding van € 20.000,-, en bij het bepalen van de einddatum rekening te houden met de geldende opzegtermijn. Dit alles met veroordeling van Cordaan in de proceskosten.
Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter de arbeidsovereenkomst tussen partijen ontbonden tegen 1 juni 2019 vanwege verwijtbaar handelen of nalaten van de werkneemster (artikel 7:669 lid 3 sub e van het Burgerlijk Wetboek). De verzoeken tot toekenning van een transitievergoeding en een billijke vergoeding zijn door de kantonrechter afgewezen. De kantonrechter heeft, ten slotte, beslist dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.
De werkneemster is het met deze beschikking niet eens en is in hoger beroep gegaan bij het Gerechtshof te Amsterdam.
De arbeidsrechtelijke kant bij het Gerechtshof Amsterdam
In de eerste plaats komt het hof tot een belangenafweging tussen enerzijds de aanwezigheid van strafbare feiten en anderzijds de arbeidsrelatie:
“Uitgangspunt is dat strafrechtelijke gedragingen begaan in de privésfeer, geen invloed behoeven te hebben op de arbeidsrechtelijke relatie. Dit kan evenwel anders zijn indien er een duidelijke relatie bestaat tussen die gedragingen en het werk, onder meer indien het gaat om feiten die weliswaar volledig in de privésfeer zijn gepleegd, maar die onverenigbaar zijn met (de aard van) de functie die een werknemer bekleedt.”
Het hof merkt vervolgens op dat in het strafvonnis de strafrechter heeft overwogen dat de werkneemster zich schuldig heeft gemaakt aan het bellen van een alarmnummer zonder noodzaak daartoe (het doen van valse meldingen van mishandeling) alsmede aan belaging en poging tot afdreiging van haar ex-vriend.
Zij heeft ernstige inbreuk gemaakt op zijn persoonlijke leven en heeft misbruik gemaakt van de zwakte en gevoeligheid voor manipulatie van haar ex-vriend, om op die manier geld van hem proberen te krijgen. Ook heeft zij hem niet met rust willen laten nadat duidelijk was dat hij alle contact met haar wilde verbreken. De strafrechter heeft het de werkneemster bovendien aangerekend dat zij geen enkele verantwoordelijkheid heeft genomen voor haar handelen en de (ernst van de) gang van zaken heeft ontkend.
Het hof concludeert op grond daarvan:
“De bewezenverklaarde gedragingen zijn naar het oordeel van het hof onverenigbaar met de werkzaamheden van [appellante] als zorgverlener, waarbij in het geval van [appellante] zonder meer sprake is van een afhankelijke relatie met de patiënt. De bewoners van Cordaan met wie [appellante] te maken heeft, zijn bovendien makkelijk te manipuleren/beïnvloeden en meer vatbaar voor misbruik. [appellante] is als persoon in staat gebleken tot het verrichten van deze strafbare feiten in de privésfeer, zodat een risico op herhaling bestaat zowel op haar werk als in een privésituatie.”
Als extra argument voor het hof geldt nog dat het OM zelf met de werkgever over deze kwestie contact opgenomen heeft, wat redelijk uniek is. De werkneemster zelf had namelijk geen open kaart gespeeld over de gebeurtenissen en daarmee niet bijgedragen aan mogelijk herstel van dat vertrouwen. Het hof:
“Ook is van belang dat het OM in de aard van de strafbare feiten en de werkzaamheden van [appellante] aanleiding heeft gezien om op eigen initiatief Cordaan als werkgever te informeren over de verdenkingen aangaande [appellante] . Cordaan heeft ter zitting toegelicht dat het OM dit eerder slechts in uitzonderlijke gevallen gedaan heeft. [appellante] heeft dit laatste niet weersproken, zodat van de juistheid daarvan moet worden uitgegaan.”
Gelet op deze omstandigheden komt het hof tot de conclusie dat het handelen zodanig verwijtbaar is dat in redelijkheid niet van Cordaan kon worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Daarnaast heeft de werkneemster geen recht op een transitievergoeding of billijke vergoeding.
Het hof bekrachtigt daarmee dus de uitspraak van de kantonrechter.
Conclusie
Een eenvoudig antwoord op de vraag of een strafrechtelijk veroordeelde werknemer mag worden ontslagen is er niet, want er zal altijd naar alle omstandigheden van het geval moeten worden gekeken. In elke zaak zal moeten worden nagegaan of en in welke mate strafrechtelijke gedragingen (alleen) in de privésfeer zijn begaan. Als dat zo is, hoeven deze gedragingen geen invloed te hebben op de arbeidsrechtelijke relatie. En kan de werknemer dus niet worden ontslagen.
Als er wel een relatie met de arbeid is, kan de arbeidsovereenkomst beëindigd worden. Denk daarbij aan een frauderende boekhouder.
Beëindiging van de arbeidsovereenkomst kan ook als het strafbare feit weliswaar in de privésfeer ligt, maar niet verenigbaar is met het werk, zoals bijvoorbeeld een docent die veroordeeld wordt voor bezit van kinderporno. Of zoals hier in deze kwestie bij het Amsterdamse hof.
Uit de rechtspraak blijkt dat alleen de stelling dat collega’s niet meer met hun veroordeelde collega willen (samen)werken vaak te mager is voor een beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Dan kan het ontbindingsverzoek worden afgewezen omdat het in eerste instantie op de weg van de werkgever ligt om het geschonden vertrouwen weer te herstellen.
Soms gaat de rechter dus akkoord met een ontslag na een veroordeling, maar dat is duidelijk niet altijd het geval. Werkgevers doen er daarom goed aan niet te impulsief te handelen en zich eerst goed te laten adviseren.
Wilt u meer info neem dan contact op met onze specialisten: