FSV Nieuwsbrief Maart 2020

Home » FSV Nieuwsbrief Maart 2020
Werktijdverkorting vanwege Coronavirus

FSV Nieuwsbrief Maart 2020

1. Werktijdverkorting vanwege coronavirus?

Heeft het coronavirus invloed op uw bedrijf en heeft u daardoor tijdelijk minder werk? Werktijdverkorting, ofwel deeltijd-WW, kan dan een oplossing bieden. Coronavirus Het coronavirus heeft ook gevolgen voor bedrijven, en niet alleen voor die in ‘besmette’ gebieden. Ook afnemers en toeleveranciers kunnen hun omzet zien dalen als gevolg van het virus. Werktijdverkorting Als u tijdelijk minder werk heeft voor uw werknemers en ontslag niet aan de orde is, kan werktijdverkorting mogelijk een oplossing bieden. Uw werknemers krijgen dan voor de niet-gewerkte uren een uitkering via het UWV. Let op! Werktijdverkorting is uitdrukkelijk bedoeld als tijdelijke oplossing. Werktijdverkorting kan dan ook alleen maar betrekking hebben op een periode tussen 2 en 24 weken. Bij een verwachte langere duur zal geen vergunning worden afgegeven. Ook moet naar verwachting minstens 20% van de arbeidscapaciteit niet worden benut. Buitengewone omstandigheden Werktijdverkorting is alleen mogelijk bij buitengewone omstandigheden die geen gewoon ondernemersrisico zijn. Het coronavirus kan zo’n buitengewone omstandigheid zijn voor uw bedrijf. Vergunning Een vergunning om werktijdverkorting toe te mogen passen, vraagt u digitaal aan via de website van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Op het formulier moet u onder andere aangeven wat de oorzaak van de verminderde werkzaamheden is. Na het afgeven van de vergunning kunt u voor uw werknemers een WW-uitkering aanvragen via het UWV.

2. Aandachtspunten fiscale fietsregeling per 2020

Heeft u personeel dat op de fiets naar het werk komt? Dan kunt u sinds 1 januari van dit jaar gebruikmaken van de nieuwe fietsregeling. Deze regeling roept echter nog tal van vragen op. De belangrijkste worden hieronder beantwoord. Wanneer is de fiets belast? Als u aan uw werknemer een fiets ter beschikking stelt voor het woon-werkverkeer, dan wordt deze geacht ook ter beschikking te zijn gesteld voor privégebruik en is deze belast. De werknemer betaalt belasting over 7% van de waarde van de fiets. Net als bij de auto van de zaak wordt de bijtelling bij het loon geteld en hierover moet loonbelasting worden ingehouden. De werknemer mag de fiets alleen gebruiken, dus u blijft de eigenaar. Welke waarde heeft een fiets? De waarde van de fiets is de in Nederland door de fabrikant of importeur publiekelijk kenbaar gemaakte consumentenadviesprijs. De RAI zet een database op waarin deze is terug te vinden. Als de oorspronkelijke consumentenadviesprijs niet te achterhalen is, moet u uitgaan van die van de vergelijkbaarste fiets. De waarde is altijd inclusief btw. Welke fiets valt onder de regeling? Onder fiets wordt ook een elektrische fiets en een zogenaamde ‘speed pedelec’ verstaan. Hoe zit het met de btw? Als ondernemer mag u de btw op fietsen tot een aankoopbedrag van € 749 (inclusief btw) aftrekken, de btw over het meerdere niet. Dit betekent dat u per fiets maximaal € 130 btw mag aftrekken. Reiskostenvergoeding? Houd er rekening mee dat u een werknemer met een fiets van de zaak geen onbelaste vergoeding meer kunt geven voor zakelijk gefietste kilometers, waaronder het woon-werkverkeer. Dat kan alleen voor kilometers die een werknemer fietst op een fiets die zijn eigendom is. Eigen bijdrage? U kunt uw werknemers desgewenst een tegemoetkoming in de kosten van de fiets vragen in de vorm van een eigen bijdrage voor privégebruik. Deze eigen bijdrage mag u in beginsel in mindering brengen op de forfaitaire bijtelling van 7% van de waarde van de fiets. Ook voor ondernemer en dga? De regeling geldt ook voor ondernemers in de inkomstenbelasting of voor de dga met een bv. Voor ondernemers wordt de forfaitaire bijtelling bij de winst geteld. Bij de dga wordt de bijtelling, net als bij andere werknemers, ingehouden op het loon. Renteloze lening? U kunt aan uw werknemer nog steeds onbelast een renteloze lening verstrekken voor de aanschaf van een fiets die eigendom wordt van de werknemer. De bijtelling is dan ook niet van toepassing. De lening is geen loon en valt ook buiten de werkkostenregeling.

3. Internationale handel? Verplicht btw-identificatienummer op factuur

Per 1 januari 2020 gelden er andere regels voor de btw als het gaat om grensoverschrijdende transacties binnen de EU. Reden is om het btw-stelsel in de EU-landen te harmoniseren. Zo bent u nu verplicht bij intracommunautaire leveringen het btw-identificatienummer van de afnemer op de factuur te vermelden, wilt u het nultarief toepassen. Vier quick fixes De wijzigingen om het btw-stelsel te harmoniseren, betreffen vier zogeheten quick fixes. De eerste quick fix is, zoals hierboven beschreven, het verplicht stellen van het btw-identificatienummer van de afnemer op de factuur voor toepassing van het btw-nultarief. De andere drie quick fixes gaan over de vereenvoudiging van ketentransacties, van de bewijsvoering voor intracommunautaire leveringen en van de zogeheten voorraden op afroep. Hieronder volgt uitleg over de eerste quick fix. De btw-regels voorheen Voorheen kon een btw-ondernemer onder voorwaarden het nultarief toepassen voor een intracommunautaire levering (ICL) naar btw-ondernemers in andere EU-landen. Hij moest dan wel aantonen dat de geleverde goederen waren aangekomen bij een btw-ondernemer binnen de EU en dat de goederen ook daadwerkelijk zijn vertrokken vanuit het land van de leverancier. Daarnaast moest de btw-ondernemer in het andere EU-land een btw-identificatienummer hebben van de afnemer in het EU-land van aankomst. Nu: verplicht btw-identificatienummer afnemer Vanaf 1 januari 2020 is het verplicht, en dus een daadwerkelijke eis voor het toepassen van het nultarief van een ICL-levering, om het btw-identificatienummer van de afnemer te vermelden op de factuur. Hierdoor is het voor btw-ondernemers vereist dat zij alle btw-identificatienummers van hun afnemers vastleggen, zodat zij een juiste btw-aangifte voor intracommunautaire prestaties en een opgaaf ICP (opgaaf intracommunautaire prestaties) kunnen doen. Check het btw-identificatienummer altijd via het VIES. Btw-aangifte en opgaaf ICP Naast de vermelding van ICL-leveringen in de btw-aangifte is een juiste opgaaf ICP noodzakelijk. Hierin worden alle ICL-leveringen en/of diensten vermeld die geleverd zijn aan btw-ondernemers in andere EU-lidstaten. Daarnaast moet, indien eigen goederen worden overgebracht naar andere EU-landen, de waarde van deze goederen ook worden vermeld op de opgaaf ICP. Het is van belang dat de opgaaf ICP en de btw-aangifte met elkaar corresponderen. Conclusie Btw-ondernemers die goederen leveren aan btw-ondernemers in andere EU-lidstaten moeten vanaf 1 januari 2020 voldoen aan de verplichting het btw-identificatienummer van de afnemer op de factuur te vermelden. Een juiste toepassing van deze quick fix is belangrijk.

4. Winstvrijstelling vereniging of stichting pas bij vijf jaar bestaan

Voor organisaties bestaat er een vrijstelling in de winstbelasting als er de afgelopen vijf jaar niet meer dan € 75.000 winst is behaald. Hof Arnhem is van mening dat deze vrijstelling niet is weggelegd voor organisaties die nog geen vijf jaar bestaan. Ook belastingplicht voor verenigingen en stichtingen Genoemde vrijstelling heeft met name betrekking op verenigingen en stichtingen. Die zijn belastingplichtig voor zover ze ondernemersactiviteiten uitoefenen. Vrijstelling De wet kent echter een vrijstelling voor geringe winsten. Dit om verenigingen en stichtingen met behulp van kleinere commerciële activiteiten in staat te stellen hun eigen broek op te houden, zonder dat dit leidt tot belastingheffing. Wanneer vrijstelling? De winst is vrijgesteld als deze in een jaar niet meer dan € 15.000 bedraagt. De winst is ook vrijgesteld als deze in het jaar, samen met die van de voorgaande vier jaren, niet meer bedraagt dan € 75.000. Een verlies wordt voor deze berekening op nihil gesteld. Pro rata toepassen? In een recente zaak kwam de vraag aan de orde hoe de vrijstelling moet worden opgevat als een organisatie nog geen vijf jaar bestaat. De inspecteur wilde de vrijstelling van € 75.000 in dat geval pro rata toepassen. Voor de betreffende vereniging, die drie jaar bestond, zou de vrijstelling dan 3/5 x € 75.000 = € 45.000 bedragen. Hof: indien minder dan vijf jaar bestaan, geen vrijstelling Het gerechtshof kwam op grond van de wetsgeschiedenis tot het oordeel dat de vrijstelling van € 75.000 bij verenigingen die nog geen vijf jaar bestaan, helemaal niet van toepassing is. De inspecteur was met de pro-rata-toepassing dus zelfs te genereus geweest. De navordering bleef dan ook in stand. Let op! Het is nog niet duidelijk of de vereniging de uitspraak voorlegt aan de Hoge Raad.

5. Akkoord over verplichte AOV voor zzp’er

Organisaties van werkgevers en werknemers hebben een akkoord bereikt over een verplichte arbeidsongeschiktheidsverzekering (AOV) voor zzp’ers. Het streven is de verzekering per 2024 in te laten gaan. De uitkering bij arbeidsongeschiktheid wordt een vast bedrag en bedraagt € 1.650 bruto, gelijk aan het minimumloon. De verzekeringspremie wordt echter wel inkomensafhankelijk. Deze gaat naar schatting maximaal € 200 bruto per maand bedragen. De premie is fiscaal aftrekbaar. Er gaat bovendien een wachttijd gelden. Een zzp’er kan kiezen voor een wachttijd van zes maanden, een jaar of twee jaar. Standaard bedraagt de wachttijd een jaar. Een langere wachttijd levert een lagere premie op. Let op: de arbeidsongeschiktheidsverzekering wordt verplicht voor zzp’ers en loopt door tot aan de AOW-leeftijd. Wel kunnen degenen die al een AOV-verzekering hebben of zich liever zelf verzekeren tegen arbeidsongeschiktheid, vrijstelling krijgen. Let op: dit akkoord is nog niet definitief.

6. Meldingsplicht buitenlandse transporteur per 1 maart

Buitenlandse transporteurs die in Nederland goederen vervoeren, zijn vanaf 1 maart 2020 verplicht dit te melden. Een uitzondering geldt als de goederen alleen door Nederland vervoerd worden, zonder te laden of te lossen. De meldingsplicht geldt voor buitenlandse werkgevers en zelfstandigen uit de Europese Unie, een ander land binnen de Europese Economische Ruimte (EER) of Zwitserland. U bent vanaf 1 maart 2020 verplicht uw nieuwe diensten te melden. U kunt diensten die op of na 1 maart beginnen echter al vanaf 10 februari 2020 melden. U kunt gebruikmaken van de jaarmelding als u als dienstverrichter of zelfstandige werkzaam bent in de sector Goederenvervoer over de weg (SBI H 49.4). Dit geldt ook als u in opdracht van een in Nederland gevestigd bedrijf diensten levert. In deze gevallen hoeft u zich maar één keer per jaar te melden. Voor meldingen is een speciale website beschikbaar. Meldingen dient u digitaal in te dienen. Dit kan onder meer met behulp van eHerkenning. De meldingsplicht geldt niet voor personenvervoer en voor vervoer over het water.

7. Partners krijgen extra geboorteverlof

Vanaf 1 juli 2020 heeft een partner bij de geboorte van een kind recht op maximaal vijf weken extra verlof. Dit verlof komt dus boven op het betaalde verlof van één week, dat al sinds 2019 bestaat. Voor deze periode van vijf weken krijgen partners via het UWV een uitkering van 70% van het dagloon tot het maximumdagloon. In de eerste verlofweek moet u als werkgever het loon gewoon doorbetalen. Het UWV betaalt het geboorteverlof over de extra vijf weken rechtstreeks aan de werknemer of via u als werkgever. Betaalt u de UWV-uitkering zonder aanvulling door aan uw werknemer, dan is er sprake van gedeeltelijk betaald verlof. Dit dient u aan te geven in de rubriek Code incidentele inkomstenvermindering met de waarde ‘G’ (Aanvullend geboorteverlof). Als een werknemer het extra geboorteverlof wil benutten, dient u dit voor hem of haar aan te vragen bij het UWV. Let op: het extra geboorteverlof dient binnen zes maanden na de geboorte van het kind te worden opgenomen. De eerste week geboorteverlof, die gewoon wordt doorbetaald, moet binnen vier weken na de geboorte worden opgenomen.

8. LIV en LKV: check berekening

Als u als werkgever recht heeft op bepaalde tegemoetkomingen in de loonkosten, ontvangt u hierover uiterlijk in maart bericht van de Belastingdienst. Dit bericht bevat een berekening van de toegekende bedragen. Check deze goed, want u kunt ze indien nodig tot 1 mei 2020 rectificeren. Voor werknemers met een gemiddeld uurloon tussen € 10,05 en € 12,58 in 2019 kunt u recht hebben op het lage-inkomensvoordeel. Bij een uurloon van € 10,05 t/m € 11,07 bedraagt de tegemoetkoming € 1,01 per uur en maximaal € 2.000 per werknemer per jaar. Bij een uurloon van € 11,08 t/m € 12,58 is de tegemoetkoming € 0,51 per uur, met een maximum van € 1.000 per jaar. Een belangrijke voorwaarde is dat de werknemer in 2019 minstens 1.248 verloonde uren heeft. Ook als u als werkgever voor het jaar 2019 voor werknemers recht heeft op het loonkostenvoordeel, ontvangt u hiervan uiterlijk 15 maart een berekening. Het LKV is een tegemoetkoming in de loonkosten van oudere en arbeidsbeperkte werknemers. Het LKV kan maximaal € 3,05 per uur bedragen en maximaal € 6.000 per jaar.

9. In 2020 eHerkenning nog niet verplicht voor btw-aangifte

Voor het indienen van de btw-aangifte is dit jaar nog geen eHerkenning vereist. EHerkenning zou vanaf 1 januari 2020 verplicht worden voor het doen van de aangifte vennootschapsbelasting en loonheffing. Voor de loonheffing is inmiddels echter besloten tot uitstel tot 1 juli, voor ondernemers die hiervoor eHerkenning niet eerder gebruikt hebben. Voor de aangifte vennootschapsbelasting kunnen belastingplichtigen zelf uitstel aanvragen. EHerkenning is een veilig gedigitaliseerd communicatiemiddel waarmee inmiddels met enige honderden overheidsinstanties gecommuniceerd kan worden. Het gebruik ervan is echter niet kosteloos. Genoemde verplichtingen hebben vanwege de kosten inmiddels tot veel ophef geleid. Daarom heeft staatssecretaris Vijlbrief de Tweede Kamer bij brief nader geïnformeerd. In deze brief staat ook dat de verplichting tot gebruik van eHerkenning dit jaar nog niet wordt ingevoerd. Let op: dit betekent dat u gebruik moet maken van het zogenaamde oude portaal van de Belastingdienst.

10. Belastingdienst gaat zzp’ers bouw en zorg strenger controleren

De Belastingdienst start in een deel van de bouw- en zorgsector met specifiek toezicht wat betreft de vraag of er al dan niet sprake is van een dienstbetrekking. Het komt namelijk regelmatig voor dat men er ten onrechte van uitgaat dat dit niet het geval is. In die gevallen wordt er ook ten onrechte geen loonheffing en premie ingehouden. In een brief geeft staatssecretaris Vijlbrief aan dat er niet alleen sprake is van controle. De Belastingdienst geeft ook voorlichting en biedt duidelijkheid rond de vraag wanneer een arbeidsrelatie volgens de huidige wet wel of geen dienstbetrekking is. Bij de sectorspecifieke benadering werkt de Belastingdienst samen met branche- of koepelorganisaties. Omdat een sectorspecifieke benadering een bepaalde kennis van medewerkers van de Belastingdienst vereist, is met een beperkt aantal sectoren gestart, waaronder de bouw.
Scroll naar boven